
Het norovirus laat zich weer gelden. Kregen in 2024 meer mensen dan ooit last van een flinke buikgriep door het virus, de afgelopen weken wordt het ‘poepvirus’ opnieuw veel aangetroffen.
In 2024 turfde rijksgezondheidsdienst RIVM bij laboratoria 50 procent meer van het norovirus dan in de jaren voor corona, de periode tussen 2016 en 2019.
„Begin dit jaar was het ook nog aan de hoge kant”, vertelt epidemioloog Eelco Franz van het RIVM. Volgens de cijfers zelfs hoger dan de afgelopen tien jaar.
De keren dat het norovirus in laboratoriumonsters van patiënten werd aangetroffen, daalde in de zomer echter fors. „Het was zelfs aan de lage kant.”
De waarden die het RIVM nu ziet, zijn in principe normaal voor de tijd van het jaar. Maar de grafiek gaat wel weer steil omhoog. „Het is behoorlijk aan het pieken”, ziet Franz. „Dit kondigt de start van het noroseizoen aan.”
Het is nog te vroeg om te kunnen inschatten hoe het zich precies ontwikkelt. Het noroseizoen duurt meestal tot eind februari.
Weinig immuniteit
De piek van 2024 werd veroorzaakt door een nieuwe variant. Franz: „Daar was toen nog weinig immuniteit tegen.”
De variant die nu rondgaat, lijkt echter sterk op het oude type. De verwachting is dan ook dat het virus zich wat minder sterk zal verspreiden dan in 2024. „Wat we nu zien, is vrij normaal”, zegt Franz.
Jaarlijks krijgen zo’n half miljoen mensen last van het norovirus, de belangrijkste veroorzaker van buikgriep. Het virus zorgt onder meer voor diarree, overgeven, buikpijn en koorts. De symptomen verdwijnen meestal na twee tot drie dagen weer, bij kinderen na een week.