
Asielprotesten In Bronckhorst vergaderde de gemeenteraad donderdagavond wederom zonder publiek over de komst van asielzoekers, na een eerdere verstoring met vuurwerk. Wethouder Emmeke Gosselink komt met een hartenkreet: „Hoe gaan we dit als samenleving doen?”
„Het werd steeds heftiger en grimmiger. Er waren mensen bij die niet uit onze gemeente kwamen, maar ook mensen met wie ik vroeger ging stappen. Het was confronterend. Ik dacht: jeetje, we stonden een paar maanden geleden nog rustig naast elkaar, nu weet ik niet hoe we een brug slaan.”
Emmeke Gosselink (Wonen, niet-partijgebonden) is wethouder in Bronckhorst – komt er zelf ook vandaan – en zag zich afgelopen weken, evenals talloze andere lokale bestuurders, geconfronteerd met boze anti-asieldemonstranten. De Gelderse gemeente moest besluiten over twee locaties waar volgend jaar alleenstaande, minderjarige asielzoekers worden opgenomen. Dát 160 van hen komen, was vorig jaar al besloten, nu ging het om de exacte plekken in de dorpen Vorden en Hengelo.
Tijdens de eerste vergadering werd binnen luidkeels bezwaar geuit, buiten werd met vuurwerk gegooid. Het protest was zo heftig dat de burgemeester besloot de vergadering te schorsen en een week later digitaal – dus zonder publiek – te vervolgen. Donderdagavond was publiek opnieuw niet welkom in de raadszaal, waar de gemeenteraad in meerderheid instemde met de twee locaties.
‘Pittige taal’
Op LinkedIn had Gosselink een hartenkreet gepost, die onder collega-wethouders elders veel werd gedeeld. Wethouders zijn, net als raadsleden en burgemeesters, verplicht te wonen in de gemeente waarover ze besluiten nemen. En heel vaak komen ze ook uit die gemeente.
Gosselink schreef dat ze zich onveilig had gevoeld: „Daar zit je dan – midden in de ‘arena’ met onrust achter je, wat je niet kan zien. De spanning en agressie steeg en ik voelde mij steeds onveiliger… niet persoonlijk, maar wel de situatie die als het echt ging escaleren, zeer onprettig zou worden.”
Buiten stonden dit keer demonstranten voor de komst van de asielzoekers, in het wit gekleed en met borden waarop ‘de stille meerderheid’ stond
Ze eindigde met: „Graag wil ik terug naar die tijd, waar we het samen oneens met elkaar konden zijn, we elkaar aankeken, lachten en proosten op het leven dat erg van elkaar verschilde.”
Donderdagavond bleef het rustig, vertelt ze opgelucht. Buiten waren hekken en camera’s geplaatst en iedereen moest zich identificeren. Buiten stonden dit keer ook demonstranten die voor de komst van de asielzoekers zijn, in het wit gekleed en met borden waarop stond dat zij „de stille meerderheid” zijn.
„Beide kanten mogen er zijn, voor- en tegenstanders. Iedereen moet zich ook kunnen uiten, maar de grens is intimidatie”, zegt Gosselink, die als wethouder Wonen gewend is mails te krijgen met „pittige taal”. „Maar altijd binnen het fatsoenlijke.”
Noaberschap
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/10/17125339/171025BIN_2019554591_goss.jpg)
In de raadsvergadering donderdagavond vertelde PvdA-fractievoorzitter Luuk Preijde dat raadsleden hun badges verstopten en niet alleen naar hun auto durfden te lopen. Gosselink zelf sloeg dit jaar de kermissen rond de oogstfeesten in Bronckhorst over: „Ik voelde me niet oké, niet veilig genoeg.”
Ze vond het confronterend dat ze dit keer niet wist „hoe de brug te slaan”. „Hoe gaan we dit als samenleving doen?” Gosselink voelt zich daarnaast niet gesteund door de landelijke politiek. „De spreidingswet is er, en wij moeten de wet uitvoeren. Dan helpt het niet als er vanuit Den Haag tegenstand is, of als Wilders oproept te negeren wat burgemeesters of de gemeenteraad doen. Dat ondermijnt de lokale democratie.”
Gosselink heeft getwijfeld of ze zich moest uitspreken, of dat het wethoudersambt niet zou schaden en mensen gaan twijfelen of ze wel wethouder willen worden na de gemeenteraadsverkiezingen van maart volgend jaar. „Maar als we dit gedrag gaan normaliseren, dan is dat nog schadelijker.”
Wel ziet ze een lichtpuntje: „Ik kreeg een mail van een inwoner die schreef heel erg tegen de komst van de minderjarige asielzoekers te zijn, maar er net zo tegen was hoe Bronckhorst nu door de buitenwereld werd gezien. Dit was geen noaberschap.”